Geloofsgehoorzaamheid en de heerlijkheid van God
“Jezus zei: Neemt de steen weg! Martha, de zuster van de gestorvene, zei tot Hem: Heer, hij riekt al, want hij ligt [daar] vier dagen. Jezus zei tot haar: heb Ik je niet gezegd, dat je, als je gelooft, de heerlijkheid van God zult zien? Zij namen dan de steen weg” (Joh. 11:39-41).
Toen de Zoon van God op het punt stond om de heerlijkheid van God te openbaren, werd Martha’s ongeloof onthuld. Ze had de Heer vertrouwd om haar broer te kunnen genezen, maar dat Hij hem uit de dood kon opwekken, leek voor haar onmogelijk te zijn. Net als met Jaïrus (Mark.5:36), roept de Heer ook haar op om Hem te vertrouwen in deze schijnbaar hopeloze situatie.
Geloofsvertrouwen is het oog waardoor we de heerlijkheid van God kunnen zien. “Laat het u gebeuren volgens uw geloof” (Matth. 9:29), zei de Heer Jezus ooit tegen twee blinden. Toen werden hun ogen geopend. Het is vaak ongeloof dat het werk van God belemmert, zoals Mattheüs 13 vers 58 duidelijk maakt: “En Hij deed daar niet veel krachten vanwege hun ongeloof.” Hoeveel meer zouden we in het dagelijks leven van Gods glorieuze handelen zien en ervaren, zoals Hij ook vandaag nog bergen verplaatst (zie Matth. 17:20), wanneer we Hem meer kinderlijk zouden vertrouwen!
De Zoon van God wist vanaf het begin, dat de ziekte van Lazarus was gekomen terwille van de heerlijkheid van God (Joh. 11:4). Hij had dit gezin lief en zij hadden Hem lief. “Maar wij weten dat hun die God liefhebben, alle dingen meewerken [1] ten goede” (Rom. 8:28). Zo was het ook in dit geval.
Nadat zij uiteindelijk in geloofsgehoorzaamheid de steen van de spelonk verwijderen, openbaart Jezus de heerlijkheid van God.
Soms kunnen we het wonderbaarlijk handelen van God alleen zien, wanneer we eerst een stap in geloofsgehoorzaamheid zetten: Jaïrus zag de heerlijkheid van God omdat hij de woorden van Jezus “Wees niet bang, geloof alleen” geloofde en verder met Hem meeging (zie Mark. 5:35-42). Petrus moest eerst midden op de dag in geloofsgehoorzaamheid naar de diepte uitvaren en de netten uitwerpen voor een vangst, voordat hij de heerlijkheid van God zag (zie Luk. 5:1-11). Twee discipelen van Jezus moesten naar een dorp gaan in geloofsgehoorzaamheid en eenvoudig een ezel van een vreemdeling losmaken, erop vertrouwend dat ze geen problemen zouden ondervinden wanneer ze simpelweg zouden zeggen: “De Heer heeft ze nodig” (Matth. 21:3). Ook Ananias zag pas wat Gods wonderbaarlijke genade kan bewerkstelligen, toen hij, na aanvankelijke aarzeling, in geloofsgehoorzaamheid de grootste van de zondaars opzocht (zie Hand. 9).
God wil, dat we op Hem vertrouwen als Hij ons opdrachten geeft – ook al hebben ze misschien voor ons geen zin of kunnen we niet overzien, wat er uit voort zal komen. De Heer Jezus zegt ook tegen ons in dergelijke situaties: “Heb Ik je niet gezegd, dat je, als je gelooft, de heerlijkheid van God zult zien?” (Joh. 11:40).
Is er iets in ons leven waarvan we eigenlijk weten, dat we het moeten doen, maar aarzelen we omdat we bang zijn voor de gevolgen? Zijn we in die zin bereid om los te laten en soms ‘blindelings’ op de Heer te vertrouwen?
Jan Philip Svetlik, © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 30.05.2017.
Geplaatst in: Christendom, Geloof
© Frisse Wateren, FW