Zegen door gebed
“Toen Hij nu de vijf broden en de twee vissen had genomen, keek Hij op naar de hemel, zegende ze, brak ze en gaf ze aan de discipelen om ze aan de menigte voor te zetten. En zij aten en werden allen verzadigd; en er werd opgeraapt wat hun aan brokken was overgeschoten, twaalf korven” (Luk. 9:16,17).
Tegen het einde van de dag dringen de discipelen er bij Jezus op aan om de menigte weg te sturen. Maar dat is niet Zijn idee. Het Brood des Levens wil de hongerige mensen niet met lege handen wegsturen. In plaats daarvan beproeft Hij het geloof van Zijn discipelen door te zeggen: “Geeft u hun te eten” (Luk. 9:13). Levend geloof manifesteert zich onder andere daarin, dat men daarop vertrouwt, dat het weinige wat men heeft, in de almachtige hand van God vermenigvuldigd wordt.
Maar in plaats hun Heer en Meester met hun hele hart te vertrouwen en deze opdracht te aanvaarden, vertrouwen de discipelen op hun verstand – dat God in de regel buiten beschouwing laat (zie Spr. 3:5) – en dat alleen met het zichtbare rekent. Hoe gedragen wij ons wanneer de Heer ons een opdracht geeft, die ver boven onze capaciteit uitstijgt?
Een kleine jongen, die vijf broden en twee vissen heeft, is bereid om ze aan de Heer te geven. Hoe vaak is het offer van individuen een zegen voor velen geworden! Uit liefde voor haar Meester, verbreekt Maria de dure albasten fles met de kostbare nardus en zalft zij Jezus, waardoor het hele huis met de geur vervuld wordt. Barnabas verkoopt belangeloos een akker, zodat de opbrengst kan worden gebruikt voor de behoeften van de gelovigen.
De Heer Jezus neemt het weinige, dat Hem gebracht wordt, in Zijn handen. Dan richt Hij Zijn ogen vol vertrouwen op naar de hemel – twee blikken ontmoeten elkaar (Ps. 34:16) – en Hij dankt de Vader, van Wie alle goede gaven komen. Wanneer Hij zijn discipelen later leert bidden, zegt Hij: “Wanneer u bidt, zegt: … Geef ons dagelijks ons toereikend brood” (Luk. 11:2,3). Hij nam het voedsel niet als vanzelfsprekend aan, maar wist dat de mens elke dag van de goedheid van God afhankelijk is. Zoals al genoemd, zien we in Markus 8 vers 7 dat Hij bij de spijziging van de 4000 zelfs nog eens extra bidt voor de vis. Het bewuste gebed voor “kleine dingen” wordt vaak met grote zegeningen verbonden en verhoogt de vreugde en dankbaarheid!
Onder de zegen van Jezus en de dank die Hij aan God geeft, worden de vijf broden en de twee vissen op wonderbaarlijke wijze vermenigvuldigd, zodat aan elke behoefte wordt voldaan. Niet alleen dat: aan het einde van deze dag blijven twaalf manden vol brood over – één voor een ieder die zich door de Heer heeft laten gebruiken, want: “Er zijn er die mild uitdelen en nog meer ontvangen …”, en: “Een zegenende ziel wordt verzadigd, en wie te drinken geeft, die zal ook te drinken krijgen“ (Spr. 11:24,25).
Geloven wij, dat als God ons een opdracht geeft, Hij ons altijd zal geven wat we nodig hebben om het te vervullen (2 Kor. 9:8)? Zijn wij bereid om persoonlijke offers te brengen, die voor anderen tot zegen zijn? Bidden wij ook bewust voor de kleine dingen van het dagelijks leven?
Online sinds 07.05.2017.
Jan Philip Svetlik, © www.bibelstudium.de
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW