Online sinds 10.12.2006*
Bijbelplaatsen: Jakobus 1 vers 2-5
Naar Jakobus luisteren, is een vruchtbaar en gezonde oefening. Dat is wat hij ons toeroept: “Hoort, mijn geliefde broeders” (Jak. 2:5). Dat te praktiseren is gelijktijdig ook ontnuchterend. Want daardoor ontdekken we dat we ver van de normen verwijderd zijn, die hij stelt. Dit wordt al helemaal aan het begin duidelijk.
“Acht het voor enkel vreugde, mijn broeders”, zegt hij, “wanneer u in allerlei verzoekingen valt”. De verzoekingen waarover hij spreekt, zijn die dingen, die ons op de proef stellen. Natuurlijk kunnen ze in de vorm van verleidingen verschijnen, die, zoals vers 14 aanduidt, voortkomen uit onze eigen begeerten. Maar anderzijds ook weer niet. God verleidt ons nooit. Maar Hij laat beproevingen toe en stuurt ze ons van buitenaf, om de “beproeving van ons geloof” aan te drijven; dat wil zeggen, om ons geloof op de proef te stellen. Alles wat waardevol is, moet beproefd worden, en God hecht nu eenmaal grote waarde aan het geloof.
Elk jaar doorlopen duizenden aanvragen het Londense Octrooibureau, maar slechts weinigen ervan zijn werkelijk iets waard. Als de aanvragen worden onderzocht door ervaren mensen, schudden zij meestal alleen hun hoofd en wijzen het idee als onwerkbaar af. Maar als ze het voorstel doen om een model opnieuw te laten testen, is de uitvinder gelukkig. En hij is nog gelukkiger als het model door middel van tests bewijst functioneel en nuttig te zijn. Hoe treurig is het echter als een uitvinding nog niet eens waard is om getest te worden. Welnu, het geloof is bijzonder waardevol om aan een proef te onderworpen te worden, en we moeten inderdaad God loven, wanneer ons dit kostbare goed eigen is en wij een dergelijke proef met vreugde tegemoet kunnen treden.
Is dit echter ook de houding waarin we de beproevingen van onze tijd [geschreven ten tijde van de Tweede Wereldoorlog] tegemoet treden? We moeten deze vraag ieder voor onszelf beantwoorden, en als we deze dan eerlijk beantwoorden, zullen de meesten van ons geen reden tot ijdelheid vinden. Onze beproevingen zijn zeker verschillend van elkaar en zijn zeer divers. Voor velen waaien de winden van tegenspoed van alle vier richtingen tegelijk. Hun huis wordt verwoest; hun bedrijven worden beschadigd; hun families verstrooid; sommige familieleden gewond of zelfs gedood; en hun vreugde aan christelijke gemeenschap wordt grotendeels vernietigd, omdat gemeenten (vergaderingen) worden ontbonden. Anderen hebben niet in dezelfde mate geleden. Maar ook zij worden op verschillende manieren met verdrukking geconfronteerd, en hun oude, rustige leven van goed geordende christelijke voorrechten wordt vernietigd. Achten wij zulke dingen dan alleen maar louter vreugde?
Zo’n moeilijke situatie moet je, zo geloven wij, met grote kracht tegemoet treden. Maar onze kracht kan alleen voortkomen uit het besef, dat we in Christus een rijke volheid hebben. We zijn dankbaar om te kunnen getuigen, dat we geen stem van morren en ontevredenheid gehoord hebben: Er is een stille berusting en acceptatie van wat God heeft toegestaan. Dit is zeker goed, maar toch niet datgene waarvan Jakobus spreekt. Zo vaak nemen we ons eigen lot eenvoudig alleen aan en reageren daarop kalm of zelfs met vertrouwen. En toch worden we niet door vreugde gekenmerkt.
Wat zal ons ook onder dergelijke omstandigheden in staat stellen, ons te verheugen? Nu, alleen die dingen waarover Jakobus tot ons spreekt. We moeten weten dat alle omstandigheden hierop aan werken om ons geloof te beproeven. Deze test zal ons uithoudingsvermogen bewerken; een eigenschap die God zeer waardeert. Het is wellicht juist de aard van bepaalde dingen, dat zij aan een langdurige beproeving onderworpen moeten worden. Om deze reden wordt ons ook gezegd dat we in volharding het volledige “eindexamen” moeten afleggen. Dit proces is niet iets wat haastig kan worden aangedreven. Om het doel te bereiken is de lange weg de moeite waard. Het doel is om volmaakt te zijn en aan niets gebrek te hebben (vs. 4). Wanneer de beproevingen eenmaal zorgvuldig verwerkt zijn zullen we tot voltooiing komen, namelijk als afgestudeerden van de goddelijke school.
“Oh nee”, roepen wij uit: “hoe ver zijn we van een dergelijke voleinding verwijderd!” De waarheid dwingt ons er bijna toe zo te spreken en deze tekortkoming wordt door Jakobus in het volgende vers besproken. Het doel is dan ook onberispelijk te zijn en niets gebrek te hebben; maar onmiddellijk daarna staat er: “Als nu aan iemand van u wijsheid ontbreekt …” (Jak. 1:5). Hoe vaak openbaren beproevingen ons gebrek in dit opzicht! Een kind huilt als er iets fout gaat en het verwondingen oploopt; vooral omdat het hem simpelweg aan inzicht ontbreekt. Het kan niet de reden verklaren over dat wat gebeurd is, noch het doel ervan begrijpen. Maar een volwassen mens zal in een soortgelijke situatie beginnen met begrip te krijgen en uit de tegenspoed het nut ervan te leren. Doch de wijsheid is meer dan louter begrip. Een wijs mens is iemand die met inzicht de dingen toepassen en gebruiken kan, die hij begrijpt.
Keer op keer openbaren de beproevingen ons gebrek aan wijsheid. Hoe geweldig dat we dan om wijsheid aan God kunnen vragen, Die ons rijkelijk en onvoorwaardelijk geeft. Wijsheid zal ons deel worden. Een wijs inzicht in Gods handelingen en wegen kan onmogelijk van onszelf afkomstig zijn, als het niet door God aan ons gegeven is. Daarom zal Hij ook niet Zijn wijsvinger omhoog heffen, alsof we dan geen wijsheid nodig zouden hebben. Het is ons geloof dat beproefd wordt. Daarom is in ons verzoek het geloof zelf een ‘conditio sine qua non’; dus een noodzakelijke voorwaarde. Daarom zeggen we met vertrouwen, dat als God ons Zijn wijsheid rijkelijk schenkt, Hij ook voor ons op dezelfde wijze zorgen zal met alles wat we nodig hebben, terwijl de beproevingen zijn beloop hebben.
Niet alleen Jakobus getuigt, dat de beproevingen nuttig zijn. Paulus spreekt in nog meer details hierover in Romeinen 5. Nauwelijks heeft hij de rechtvaardiging afgehandeld wat door het geloof ons deel geworden is, of hij gaat dan verder om ons te leren over de volkomen vruchten van verdrukkingen. Hij noemt niet alleen het geduld of volharding, maar ook de beproefdheid, de hoop en dat de liefde van God in onze harten uitgestort wordt door de Heilige Geest, Die ons gegeven is (Rom. 5:3-5). Zo ook Petrus in het laatste hoofdstuk van zijn brief: hij zegt dat, nadat we een korte tijd lijden moeten, de God van alle genade ons tot Zijn eeuwige heerlijkheid geroepen heeft; vervolgens wijst hij erop dat God ons lijden hiertoe gebruiken kan, om ons te volmaken, te bevestigen, te versterken en te grondvesten (1 Petr. 5:10). Misschien hebben we de neiging om uit te roepen: “Al deze moeilijkheden en tegenslagen hebben een angstaanjagend effect op mijn geest”. Maar in onze toewijding aan de God van alle genade, zullen al deze dingen precies het tegenovergestelde effect hebben, en we zullen daardoor tot rust komen.
Het is zeker wenselijk dat we volmaakt en volkomen [of heel] zijn en aan niets gebrek hebben (Jak. 1:4). En dit doel volgend, moeten we ook in staat zijn om ons te verblijden. Echter Jakobus is met een beperkte mate van vreugde niet tevreden. Hij zegt: “Acht het voor enkel vreugde!” (Jak. 1:2). Zeker zou vijftig procent vreugde niet onbeduidend zijn, maar we worden ertoe aangespoord om ons honderd procent te verblijden. Een volkomen maatstaf! Maar dat geeft de Bijbel ons altijd.
Jakobus’ hoge maatstaven moeten ons aanmoedigen om alles in geloof aan onze God te vragen, Die ons zo rijkelijk geeft. En dan zullen we onze moeizame weg niet moedeloos en terneergeslagen gaan, maar in de kracht en de vreugde van ons hart.
[Vertaald uit het Duits; de Duitse vertaling is uit: “Schrifture Truth” van Kyung-Hee Hong. Met kleine beperkingen/wijzigingen van het origineel.]
* D.w.z. de Duitse versie.
F.B. Hole, © www.bibelstudium.de
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW