19 jaar geleden

Ruth (2)

Deze doorlopende overdenking is ontstaan uit voordrachten en zijn voor de praktijk bedoeld. Moge de Heer ons door deze eenvoudige overdenking rijkelijk zegenen! Het ligt mij op het hart daarop te wijzen, dat men uitleg over het Woord van God alleen met de Bijbel en onder gebed leest. Elimélech.

Elimélech probeert de beproevingen te ontwijken (2)

De naam nu van deze man was Elimélech, en de naam van zijn vrouw Naömi, en de naam van zijn twee zonen Machlon en Chiljon, Efrathieten, van Bethlehem-Juda; en zij kwamen in de velden van Moab, en bleven aldaar (Ruth 1:2).

Wist Elimélech niet dat de zegenspreuken van Jakob profetieën waren over de de geschiedenis van de zonen van Israël en dat hij zelf het voorrecht heeft te behoren tot de stam van Juda uit wie de Silo komen zou?

“De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat de Silo komt, en aan Deze zullen de volken gehoorzaam zijn” (Genesis 49:10).

Deze woorden hebben betrekking op de Heer Jezus als de Messias van Israël de Silo (de rust brengende), de koning in Zijn toekomstige duizendjarige vrederijk.
Wij weten dat de Heer Jezus, de werkelijke “rustbrenger” naar het vlees uit de stam van Juda voortgekomen en in Bethlehem geboren is. Hij is ook de ware Salomo Die in Zijn wonderbare vrede- en zegenrijk duizend jaren tot aan het einde van de aarde zal heersen.

Hoe gezegend zou het voor Elimélech en zijn familie zijn geweest wanneer deze heerlijke profetie ruimte in zijn hart gevonden zou hebben en hij als gevolg daarvan zijn vertrouwen op de God van Israël gezet zou hebben. Zou God niet in staat geweest zijn dat gezin te behouden en door de hongersnood heen te brengen? Hoeveel noden zijn ook ons, in het bijzonder de ouderen, al overkomen?! En de trouw van God heeft altijd weer uitgeholpen en staande gehouden. En toch, hebben wij ook al niet eens geprobeerd, zoals Elimélech, de oefeningen te ontwijken? Zo zullen er ook op de weg van onze jonge brusters niet alleen rozen maar ook doornen zijn. Moeilijkheden zullen ook op hen aankomen. Dan wordt hun geloof beproefd of zij helemaal op de Heer, op Zijn Woord en op Zijn beloften steunen, of dat overleggingen worden aangewend om door eigen uitvluchten de beproevingen te ontlopen. Wanneer we dat doen gaan we aan de zegen voorbij die met de beproevingen verbonden zijn. Zulke “uitvluchten” zijn zelfs meestal met voordelen verbonden van materiële aard, zoals in onze geschiedenis. Toch moesten in zulke situaties alle vragen in overeenstemming met de gedachten van God worden beslist. Dat zou Elimélech – en zeker ook velen van ons – de bittere gevolgen van zijn weg hebben bespaard.

Een pas getrouwde broeder verwisselde vanwege hoger salaris van baan. De nieuwe arbeidsplaats en woonplaats lagen weliswaar in een landschappelijk zeer mooie omgeving, maar er was daar geen mogelijkheid de samenkomsten te bezoeken van gelovigen die zich moeite geven samen te komen naar de richtlijnen van het Woord van God. De afstand tot de dichtstbijzijnde vergadering was ver. Daar de broeder en zuster geen auto bezaten, moesten zij het openbaar vervoer gebruiken. Dat was omstandig en nam veel tijd in beslag. Zo gebeurde het dat de broeder alleen om de veertien dagen naar de samenkomsten reisde. Zijn vrouw bleef vanwege de baby voorlopig helemaal thuis.

Nog net als vroeger wilden de brusters overtuigd zijn dat de wisseling van werk en woonplaats de weg van de Heer zou zijn geweest. Bij een bezoek werd goed duidelijk dat de gemeenschap met de Heer Jezus al na korte tijd bedenkelijk was verminderd. Ach, hoe velen hebben gezegd: “De Heer heeft ons zo geleid”, maar aan de gevolgen moesten zij leren erkennen dat zij eigen wegen hadden ingeslagen. Uiterlijke ontwikkeling en welzijn mogen voorhanden zijn maar wat een ernstige gevolgen blijken vaak in geestelijk opzicht voor een hele familie! In de nieuwe omgeving van de genoemde broeder en zuster was er geen gelegenheid gemeenschap met gelovigen te beoefenen en zo stelden zij zich tevreden met de omgang van, zoals zij zeiden, ‘zeer keurige, werkelijk fatsoenlijke en voorname mensen’ uit de kring van collega’s van de jonge broeder.

De vraag of zij zich met hen ook konden onderhouden over de Heer Jezus en het Woord van God bewerkte bij onze broeder en zuster toch nog verlegenheid. Hoe schadelijk en ernstig tegelijk is de gemeenschap met ongelovigen, want de vriendschap met de wereld is vijandschap tegen God (Jakobus 4:4). “Waaraan kan een gelovige met een ongelovige deel hebben” (2 Korinthe 6:15). Mensen uit de wereld kunnen nog zulke “keurige en onberispelijk mensen” zijn maar omdat zij zich niet tot de Heer Jezus bekeerd hebben, zijn zij naar Gods Woord duisternis en vijanden van God (2 Korinthe 6:14; Romeinen 5:10).
De volgende vraag aan de broeder en zuster: “Weten jullie waar je heen gegaan bent”, beantwoordde de bezoeker tenslotte zelf: “Jullie zijn, in beeld gesproken, naar Moab afgetrokken”

Dat was een ernstig woord. Maar de Heer zij dank, de broeder en zuster hebben de verkeerdheid van hun weg ingezien. Na afloop van het tweejarige arbeidscontract van de broeder kwamen zij weer terug, daarheen, waar men het “altaar” heeft en waar de samenkomsten van de kinderen van God bezocht en de “gemeenschap” beoefend kan worden.

Slechts één blik van de Goede Herder,
slechts een enk’le, doch het raakt,
manend, reddend de verwarde discipel,
het verdwaalde schaap.
Slechts één blik van korte duur,
doch hij kon HEM verstaan;
een wereld van liefde en trouw
heeft hij gezien daaraan.

Met de ogen wil HIJ leiden
hen die Zijn wenken gelooft,
wil de handen beschermend breiden
over Zijn discipel’s hoofd;
toont met trouwe waarschuwingswoorden
het gevaar ons overal,
want HIJ wil aan alle oorden
ons bewaren voor de val.

De Schriftplaatsen van deze overdenkingen zijn aangehaald uit de Statenvertaling 1991 (Oude Testament) en uit de z.g. Voorhoevevertaling 4e druk (Nieuwe Testament), tenzij anders vermeld.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW