11 jaar geleden

Algemene geschiedenis van de Christelijke Kerk (56)

Deel 1: 32-814 n. Christus.

Hoofdstuk 14 vervolg.

DE VERSPREIDING VAN HET CHRISTENDOM OVER EUROPA

VERSPREIDING VAN HET CHRISTENDOM IN DUITSLAND, NEDERLAND, ENZ.

Het is meer dan waarschijnlijk, dat het kruis al in de vroegste tijden werd geplant in het hart van de Germaanse wouden, zowel als in die steden en landen, welke aan het Romeinse rijk onderworpen waren. De namen van onderscheiden bisschoppen uit Duitsland komen voor op de lijst van hen, die tegenwoordig waren op de concilies van Rome en van Arles in de jaren 313 en 314 die onder het gezag van Constantijn werden gehouden. Doch het was eerst tegen het eind van de zesde en het begin van de zevende eeuw, dat het Christendom wijd en zijd bekend en vastgeworteld was. De Britten, Schotten en Ieren ontvingen van God de eer om voor dit heerlijk werk voorname werktuigen te zijn. De vurige Columbanus, over wiens zending wij reeds spraken, was de aanvoerder van de eerste reeks zendelingen, die naar de heidenen van het vasteland van Europa trokken. Eerst stak hij over naar Frankrijk, toen ging hij de Rijn over, en arbeidde aan de bekering van de Zwaben, Beieren, Franken en Germaanse volksstammen. Kiliaan, een Schot en zeer ijverig evangelieprediker, volgde hem. Deze wordt beschouwd als de apostel van Frankenland *1, en werd als martelaar voor zijn christelijke getrouwheid gekroond omstreeks het jaar 692. Willibrord, een Engelse zendeling, stak met elf van zijn landgenoten naar Nederland over, om te arbeiden onder de Friezen; doch gelijk andere Angelsaksen uit die tijd was hij een warm aanhanger van de paus. Deze stelde hem aan tot bisschop van Witteburg; zijn metgezellen verbreidden het evangelie door Westfalen en omliggende landen.

De man echter die de volken van Duitsland als een kudde schapen onder de herder van Rome bracht, was de beroemde Winfried. Geboren in 680 uit een edele en rijke familie te Crediton in Devonshire, ging hij al op zevenjarige leeftijd in een klooster te Exeter, daarna werd hij overgeplaatst naar Nursling in Hampshire. Hier verwierf hij zich een grote naam als prediker en Schriftverklaarder. Spoedig gevoelde hij zich door God geroepen om uit te gaan als zendeling onder de heidenen. In het jaar 716 zeilde hij naar Friesland. Hij heeft lang en overvloedig gearbeid. Drie maal bezocht hij Rome, waar de paus hem met eerbewijzen overlaadde. Onder de titel van Bonifacius (weldoener) en als de apostel van Duitsland, stierf hij op vijfenzestigjarige leeftijd de marteldood in de nabijheid van Dokkum. Doch hoewel hij een gezegend zendeling was, een man van een sterk karakter, grote geleerdheid en heilig leven, was hij tegelijk de gezworen vazal van de paus, die meer nog de bloei van de kerk van Rome dan de verbreiding van het evangelie van Christus op het oog had.

DE VERSPREIDING VAN HET CHRISTENDOM IN DUITSLAND

De verspreiding van het Christendom in deze eeuw ging ver over zijn vroegere grenzen heen, zowel in het Oosten als in het Westen. Wij hebben iets van zijn zegepralen in het Westen aanschouwd. In het Oosten hebben de Nestorianen met ongelofelijke ijver en volharding gearbeid aan de uitbreiding van het Christendom in Perzië, Syrië, Indië en onder de barbaarse en wilde volken van de woestijnen en verre kusten van Azië. Vooral werd het uitgestrekte Chinese rijk door hun ijver met het licht van het evangelie bestraald. Gedurende verscheidene opeenvolgende eeuwen zond de patriarch van de Nestorianen een bisschop uit, om aan het hoofd te staan van de kerken, die men toen in China had. Dit belangwekkend volk (de Nestorianen) verwerpt de beeldendienst, de oorbiecht, de leer van het vagevuur en vele andere verbasteringen van de Roomse en Griekse kerken.

Door inwendige twisten schijnt de Oosterse of Griekse kerk belet te zijn geworden veel werk te maken van de verkondiging van het evangelie aan de heidenen. In het Westen was veel werkzaamheid, maar helaas! niet tot de bekering van zielen.

HET OVERGANGSTIJDPERK VAN HET PAUSDOM

Wij keren nu tot Rome terug. Haar belangrijkheid en invloed als middelpunt van de toenmalige Christenheid geven haar aanspraak op onze nauwlettende beschouwing. Het geestelijk gebied van de paus was nu naar alle zijden ver uitgebreid. Uit alle delen van het rijk zagen bisschoppen, vorsten en volken naar Rome op, als de moe-der van hun geloof en het hoogste gezag in de Christenheid. Maar hoezeer aldus verheven tot de hoogste, geestelijke opperheerschappij, was de opperste bisschop, in zijn verhouding tot het oosterse rijk, altijd nog een onderdaan. Dit was ondraaglijk voor de trots en de eerzucht van Rome. De machtige worsteling om politiek bestaan en politieke macht nam thans een aanvang. Door de hele zevende en achtste eeuw heen duurde zij voort. Dit was het overgangstijdperk uit een toestand van ondergeschiktheid tot die van staatkundig zelfbestaan. Op welke wijze daartoe te geraken was het grote vraagstuk, dat het Vaticaan had op te lossen. De geestelijke heerschappij kon niet langer gehandhaafd worden zonder het bezit van wereldlijke macht.

De Lombarden – de naaste en meest gevreesde buren van de pausen – alsmede het Griekse rijk waren de twee voorname hinderpalen tot de wereldlijke soevereiniteit van de pausen. De val van het Westerse rijk en het ontbreken van een waarlijk nationale regering deden het volk als vanzelf tot hun bisschop als hun natuurlijk hoofd opzien. Hij werd dus bekleed met een bijzondere politieke macht, afgescheiden van zijn kerkelijk karakter. De invallen van de Lombarden, zoals wij al gezien hebben, en de machteloosheid van de Grieken droegen veel bij tot de toename van de politieke macht van de Romeinse kerkvoogden. Maar dit was alleen toevallig of een uitvloeisel van onvoorziene omstandigheden. De Romeinse staten werden nog altijd bestuurd door een beambte van het Oosterse rijk; en de paus zelf, als hij de keizer beledigde, stond bloot aan gevangenneming en opsluiting in een kerker, zoals ook werkelijk plaats vond in het jaar 653 met paus St. Martin, die het volgende jaar in ballingschap stierf.

HET GROTE DOEL VAN HET PAUSDOM

Het werd met de dag duidelijker, dat er voor Rome geen bestendige vrede, noch voor de reeds voltooide geestelijke oppermacht een stevige grondslag mogelijk was, dan wanneer zowel de Griekse als de Lombardische machten in Italië, omver geworpen werden, en haar bezittingen door de heilige Stoel geannexeerd werden. Dit was nu het éne, grote doel van de opvolgers van Petrus, en de strijd die zij te strijden hadden. Maar zoals bij de wijngaard van Naboth, de Jizreëliet, moest geen middel, hoe laaghartig ook, ontzien worden. Als Izébel aan het beramen gaat, moet Naboth eenvoudig sterven. De geschiedenis van de Lombardische koningen en de grote strijd over de beelden, gedurende de zevende en achtste eeuw, werpen veel licht over de middelen, die gebruikt werden om dit doel te bereiken. We kunnen niet te veel daarover uitweiden, en moeten onze lezers, die daarvan meer wensen te vernemen, naar de algemene geschiedenis van de volken verwijzen.

“Er is”, zegt Greenwood, (1) “overvloedige historische grond om te geloven, dat in die tijd dit plan een bepaalde vorm had aangenomen in de geest van de pausen; het grondgebied van zijn godsdienstige tegenpartij, de Oosterse keizer, moest onherroepelijk aan het erfdeel van Petrus geannexeerd worden, tegelijk niet zoveel meer landbezit, als het toeval binnen zijn bereik brengen mocht. Bleef echter de zware en schijnbaar hopeloze taak van het rukken van deze begeerlijke aanwinst uit de handen van de koning van de Lombarden. Feitelijk richtte zich de gehele pauselijke politiek van die tijd naar het bereiken van dit ene doel”.

PEPIN EN KAREL DE GROTE (741-894)

Sind enige tijd hadden de ogen van de pausen zich naar Frankrijk gewend als de kant, vanwaar hulp moest dagen. De Franse natie was katholiek geweest van het begin haar Christendom af; maar een nauwere verbinding niet Rome was onlangs tot stand gekomen door bemiddeling van Bonifacius, de Engelse monnik. Vervuld als deze was met de eerbied, die zijn volk kenmerkte voor de opvolger van Petrus, oefende hij al zijn invloed uit op de bisschoppen van Frankrijk en Duitsland, ten einde het gezag van de Roomse Stoel uit te breiden. Dit baande de weg tot oplossing van het grote vraagstuk, dat er was.

Pepin, de opperhofmeester of eerste minister van Childerik III, koning van de Franken, die al lang geheel de macht in de staat met al de rechten van de soevereiniteit, behalve de titel, had bezeten, meende dat de tijd nu rijp was, om een eind te maken aan het vertoon van koningschap van zijn meester, en zelf de titel van koning te gaan voeren. Hij bezat in grote mate al de eigenschappen, welke adel en volk uit die tijd gewoon waren in hun vorsten te eren, namelijk van een dapper krijger en ervaren staatsman. Door een schitterende reeks van goed geslaagde ondernemingen had hij het Frankisch gebied grotelijks uitgebreid. De arme koning, die deze bekwaamheden miste, daalde in de gunst van het volk, en kreeg de bijnaam van “de onnozele”. Pepin echter zorgde wel om, tot dit punt van zijn plannen genaderd, met omzichtig overleg te werk te gaan. Bonifacius, die een belangrijke rol in de zaak vervulde, werd in het geheim naar Rome gezonden, om de Paus voor te bereiden op de boodschap van Pepin, en met instructies hoe er op geantwoord moest worden. Ondertussen vergaderden de staten van het rijk om over de zaak te beraadslagen. De edelen waren van gevoelen, dat in de eerste plaats de opperbisschop diende te worden geraadpleegd, of het wettig was te doen, zoals Pepin verlangde. Om die reden werden twee vertrouwde geestelijken naar Rome gezonden om van paus Zacharias de volgende vraag voor te leggen: “Of de goddelijke wet aan een dapper en krijgshaftig volk veroorloofde een onnozele en trage vorst te onttronen, die niet in staat was tot elke uitoefening van het koningschap, en om in zijn plaats te stellen iemand, die waardiger was tot regeren, en die reeds zeer belangrijke diensten aan de staat had bewezen?” Het nuchtere antwoord van de paus – die reeds in al de geheimen was ingewijd – luidde onmiddellijk gunstig: “Die wettig de koninklijke macht bezit, mag ook wettig de koninklijke titel aannemen”.

Dit was zeker een antwoord, zoals de vraagstellers verlangden. Pepin voelde zich nu zeker van zijn buit. Gesterkt door de goedkeuring van de hoogste kerkelijke autoriteit, en zeker van de instemming van het volk, nam hij stoutmoedig de koninklijke titel aan. In het jaar 752 werd hij te Soissons, in tegenwoordigheid van de vergaderde edelen en bisschoppen van het rijk, door Bonifacius gekroond. Maar het godsdienstig karakter van de koning gaf getuigenis van de aangroeiende macht van de geestelijkheid. De joodse plechtigheid van de zalving werd door Boni-facius ingevoerd om een overweldiger te wijden; en de bisschoppen omringden de troon, als gelijk in rang niet de gewapende edelen. Volgens Frankisch gebruik werd Pepin op het schild verheven onder de toejuichingen van het volk, en uitgeroepen tot koning van de Franken. Childerik, de laatste van de Merovingische koningen, werd zonder verweer van de koninklijke waardigheid vervallen verklaard, van zijn lange haar beroofd, en met kaal geschoren kruin in een klooster opgesloten.

DE WETTIGING VAN DE STAATSGREEP VAN ZACHARIAS

Het aandeel, dat Bonifacius en zijn heer en meester, de paus, in deze omwenteling hadden, en de zedelijkheid van hun handelingen zijn het voorwerp geweest van veel woordenstrijd. Pausgezinde schrijvers hebben zich veel moeite gegeven om de weinig nauwgezette priesters vrij te pleiten, en protestantse schrijvers om hen schuldig te verklaren. Maar als wij hun gedrag toetsen aan de beginselen van het nieuwe testament, kan er geen onzekerheid bestaan. Elk beginsel van goddelijk recht en elk menselijk gevoel werd bereidwillig opgeofferd, ten einde zich het bondgenootschap van Pepin tegen de Grieken en Lombarden te verzekeren. De schennis van de heilige rechten van de koningen en van de wet van de erfopvolging, de eerzucht van een opgestane dienaar, de afzetting van een wettige soeverein, het ontheffen van de onderdanen van hun plicht van onderdanigheid, dit alles werd hier door het pausdom gewettigd als recht in de ogen van God, indien het slechts een middel kon worden, om de paus tot wereldlijk soeverein te verheffen. Zulke verdorvenheid en godslastering kenmerkte de Pauselijke Stoel al in het midden van de achtste eeuw. De beoefenaar van de geschiedenis lette op dit alles, als het toenmalige pausdom kenmerkend, en als een voorteken van wat volgen zou. Wij hebben hier het eerste voorbeeld van de inmenging van de pausen in het recht van de vorsten en de plicht van de onderdanen. De opvolgers van Zacharias hebben in later tijd een ruim gebruik gemaakt van het gegeven voorbeeld. Zij beweerden dat de koningen van Frankrijk van toen af hun kroon bezaten bij de gratie van de pausen, en dat de Pauselijke sanctie hun enige wettige titel was. Weinig werd door Pepin of Zacharias vermoed, welke ontzaglijke gevolgen deze ene onderhandeling hebben zou voor de geschiedenis van de wereld en van de kerk. Het was de eerste grote stap, die voerde naar het koningschap van Rome’s bisschop – de hoofdschakel in de keten van de gebeurtenissen.

DE WERELDLIJKE SOEVEREINITEIT VAN DE PAUS GEVESTIGD

Als vergoeding voor zovele goede diensten, trok Pepin binnen drie jaren de Alpen over aan het hoofd van een talrijk leger, versloeg de Lombarden, en heroverde het Italiaanse grondgebied, dat zij aan de Oosterse keizers ontnomen hadden. Volgens recht zou dit gebied onder het gezag van de keizer hebben moeten terugkeren, aan wie het toebehoord had, of hij had het voor zich kunnen behouden. Maar Pepin deed geen van beiden. Gedachtig aan zijn verplichtingen jegens de heilige Stoel, verklaarde hij het zwaard te hebben aangegord niet ten behoeve van enig mens, maar alleen ten behoeve van Petrus, en om vergeving van zijn zonden te verwerven. De soevereiniteit over de bedoelde gewesten droeg hij alzo over aan de bisschop van Rome. Op deze wijze werd de wereldlijke heerschappij van de paus gegrondvest.

Astolf, koning van de Lombarden, die Pepin had gezworen, dat hij de gewonnen steden aan de Stoel van Petrus zou overgeven, riep de Franse troepen terug. Maar de prachtige donatie (gift) voor zover zij de paus betrof, bestond alleen op papier. Hij was niet in het werkelijke bezit gesteld van het afgestane grondgebied, en bezat evenmin het middel om zichzelf de koninklijke gift toe te eigenen. Zodra dan ook de Franse koning de Alpen weer achter de rug had, weigerde Astolf zijn verbintenissen na te komen. Hij verzamelde zijn verstrooide strijdkrachten, en hervatte zijn aanvallen op het grondgebied van de kerk. Tot voor de muren van Rome verwoestte hij het land, en de stad zelf begon hij te belegeren. De paus in toorn ontbrand, evenzeer over de ontwijkende houding van Pepin, als over de trouweloosheid van de Lombarden, zond in alle haast over zee (want over land waren alle wegen door de vijand afgesneden) boodschappers naar zijn Franse beschermer. Zijn eerste brief bracht aan koning Pcpin in herinnering, dat hij gevaar liep van voor eeuwig verdoemd te worden, als hij niet de donatie, die hij aan St. Petrus had toegezegd, tot werkelijkheid deed worden. Een tweede brief volgde, nog nadrukkelijker, nog krachtiger. De Franken haastten zich niet. Ten laatste schreef de paus een derde brief, als van Petrus zelf komend. De onbeschaamde aanmatiging van deze brief is zo buitengewoon, dat wij hem opnemen, als een staaltje van de middelen, door de paus gebruikt, om zijn doel te bereiken. Aldus luidt de brief:

“Ik, Petrus de apostel, betuig, vermaan en bezweer u, de allerchristelijkste koningen Pepin, Karel en Karloman, met al de geestelijke regeerders: bisschoppen, abten, priesters en alle monniken, benevens alle rechters, hertogen, graven en al het volk van de Franken. De moeder van God evenzeer bezweert, vermaant en beveelt u, zij, zowel als de tronen en heerschappijen, met al de hemelse legermachten, om de geliefde stad Rome van de verfoeilijke Lombarden te bevrijden. Als u gehoor geeft, beloof ik, Petrus de apostel, u mijn bescherming in dit leven en daarna. Ik zal u de heerlijkste woningen bereiden in de hemel, en u het eeuwige genot van het paradijs schenken. Verenigt u met mijn volk van Rome; en Ik zal u alles verlenen, wat u mij bidden zult. Ik bezweer u deze stad niet over te geven tot vernieling en foltering door de Lombarden, opdat niet uw eigen zielen vaneengereten en gekweld mogen worden in de hel, bij de duivel en zijn verderfelijke engelen. Van alle naties onder de hemel staan de Franken bij Petrus in de hoogste achting; mij bent u al uw overwinningen verschuldigd. Gehoorzaamt, en gehoorzaamt snel, en door mijn voorspraak zal onze Heer Jezus Christus u een veelheid van dagen, veiligheid en overwinning schenken in dit leven, en Zijn zegeningen over u bij Zijn heiligen en Zijn engelen vermenigvuldigen in de toekomst”.

DE VOORAFSCHADUWING VAN DE MENS VAN DE ZONDE

Niets kan ons een duidelijker denkbeeld geven van de vreselijken afval van de kerk van Rome dan deze brief. Hetgeen alleen recht geeft op het eeuwige leven is de gehoorzaamheid aan de paus; de hoogste plicht is het beschermen en machtig maken van de heilige Stoel. Maar waar blijft Christus? Waar blijven Zijn rechten? Wat rest er van het Christendom? In plaats van te trachten de barbaren te bekeren en hun zielen voor Christus te winnen, wordt de heilige naam van onze Heer en die van Zijn apostel misbruikt tot het opnieuw eiken van de laagste oogmerken. De krijgsman, die het hardst voor de pauselijke zetel strijdt, al is hij nog ontbloot van elke zedelijke en godsdienstige eigenschap, ontvangt de belofte van grote, tijdelijke voordelen nu, en de hoogste plaats van de hemel daarna. Zeker, wij hebben hier de verborgenheid van de ongerechtigheid, die reeds gewerkt wordt, en de voorafschaduwing van die mens van de zonde, die zoon van het verderf, “die zich verzet en verheft tegen al wat God heet of een voorwerp van verering is, zodat hij gaat zitten in de tempel van God en zichzelf vertoont, dat hij God is … hem, wiens komst is naar de werking van de satan is, met allerlei kracht en tekenen en wonderen van de leugen …” (zie 2 Thess. 2:3-12).

Pepin had spoedig zijn Franken marsvaardig. De dreigingen en beloften van de brief van Petrus hadden de uitwerking die verlangd werd. Opnieuw overstroomden zij Italië. Astolf bukte dadelijk voor de eisen van Pepin. Het betwiste grondgebied werd ontruimd. Afgezanten van het Oosten waren tegenwoordig bij het sluiten van het traktaat, en vroegen de teruggave van Ravenna en haar gebied aan hun meester, de keizer; doch Pepin verklaarde, dat zijn enige doel met de oorlog was, het betonen van zijn verering jegens de Stoel van Petrus, en volgens het recht van verovering schonk hij alles aan de paus en diens opvolgers.

De vertegenwoordigers van de paus trokken nu het land door, om de hulde van de overheden en de sleutels van de steden in ontvangst te nemen. Maar het grondgebied dat de paus van een vreemde vorst in de vorm een donatie ontving, behoorde aan zijn wettige meester, de Oosterse keizer. Voor een groot loon, dat hij zorg droeg betaalbaar te stellen in de hemel, huurde hij een machtige vreemdeling, om zijn wettige soeverein te beroven ten gunste van hemzelf; en zonder aarzeling of schaamte nam hij het geroofde aan. De Franse koning Childerik moge door zijn dienaar onttroond en vernederd, de Griekse keizer door zijn priester beroofd en getrotseerd worden, dit alles is goed, indien slechts de kerk daardoor machtiger wordt. Zo is altijd de politiek van Rome geweest.

Maar de grootmoedige gift van Pepin – die stierf in het jaar 768 – wachtte op de bevestiging door zijn zoon Karel de Grote. In het jaar 774 werd de hulp van Frankrijk opnieuw ingeroepen tegen de Lombarden, die andermaal het Romeinse gebied bedreigden. Karel de Grote kwam te hulp snellen. Op de avond voor Pasen was bij binnen Rome. De Romeinen ontvingen de koning met uitbundige betuigingen van blijdschap. Dertigduizend burgers gingen uit hem tegemoet; daarbij de gehele geestelijkheid met kruisen en banieren; de schoolkinderen met palm- en olijftakken zongen welkomstliederen tot zijn eer. Hij steeg van het paard, en liep te voet naar de St. Pieterskerk, waar de paus met zijn stoet hem opwachtte. De koning kuste eerbiedig elke trede van de trap, en de ingang bereikt hebbende, kuste hij de paus, en ging aan zijn rechterzijde het gebouw binnen. De avond bracht hij verder in vrome oefeningen en gebeden door. Maar toen het hart van de koning vertederd en geopend was, begon paus Hadrianus met hem te spreken over een nieuwe donatie aan de heilige Stoel. Karel de Grote breidde nu het grondgebied, dat Pepin aan de kerk had afgestaan, aanmerkelijk uit, bevestigde zijn gift met een eed, en legde plechtig de akte van afstand op Petrus’ graf. Na het eindigen van de Paas-plechtigheden, nam hij afscheid van de paus, en vervoegde zich weer bij zijn leger. Alom zegevierden zijn wapens, en hij stak het zwaard niet in de schede, tot hij het Lombardische rijk geheel omvergeworpen had, waarna hij zichzelf tot koning van Italië verklaarde.

DE DONATIE VAN KAREL DE GROTE

De werkelijke uitgestrektheid van het afgestane grondgebied is zeer moeilijk te bepalen. De geschiedschrijvers geloven vrij algemeen, dat het niet alleen het exarchaat (stadhouderschap) van Ravenna om-vatte, maar ook de hertogdommen Spoleto en Benevento, Venetië, Istrië, en andere gedeelten in het noorden van Italië, om kort te zijn, nagenoeg het gehele schier-eiland, alsmede het eiland Corsica. Iedere Naboth werd beroofd van zijn wijngaard, en zijn bloed vergoten, tot verzadiging van de eerzucht van Izébel en ter bevestiging van haar troon van de ongerechtigheid. Maar let op de volkomenheid en verzegeling van alle boosheid in de wijze, waarop de paus zijn karakter, als stedenhouder van Christus, met zijn nieuwe positie trachtte te verzoenen. Daar alle mensen – zo redeneerde hij – aan Christus onderworpen zijn, zo zijn zij evenzeer onderworpen aan zijn stedenhouder en vertegenwoordiger op aarde in alles, wat zijn koninkrijk aangaat. Dat koninkrijk strekt zich echter uit over alles; daarom kan er niets, van wat tot deze wereld behoort, boven of buiten het rechtsgebied vallen van de Stoel van Petrus. Ons koninkrijk is niet van deze wereld; het is, zoals dat van Christus, in alles, boven alles, over alles. Volgens deze goddeloze veronderstelling gingen de pausen sinds die tijd altijd te werk. Vandaar hun inmenging in de zaken van priester en leek, vorst en onderdaan, de gehele wereld door.

Karel de Grote bezocht Rome opnieuw in 781, en voor de derde maal in 787; en telkens werd de kerk door hem met rijke giften beladen, zoals hij zich uitdrukte in de taal van zijn eeuw “voor het welzijn van zijn ziel”. Van dankbaarheid overstelpt, en zich wel bewust dat hij op de duur een verdediger nodig had, kroonde de paus, op de avond vóór Kerstmis van het jaar 800, Karel de Grote met de kroon van het westerse rijk, en riep hem tot keizer uit. Een Frankische vorst, van de stam van de Teutonen, werd dus tot opvolger gesteld van de Caesars, en had al de macht van de keizer van het Westen. Het rijk van Karel de Grote was bijna even uitgebreid als het Latijnse Christendom; Engeland was het enige belangrijke rijk, dat de geestelijke oppermacht van Rome huldigde, zonder aan de westerse keizer onderworpen te zijn. Deze gebeurtenis is van overwegend belang in de geschiedenis van het Romanisme.

Wij moeten nu een tijd het Westen verlaten, en onze aandacht wijden aan een andere grote, godsdienstige omkeer, die plotseling en onverwacht tot stand kwam in het Oosten, namelijk het mohammedanisme.

Wordt D.V. vervolgd.

NOTEN:

[1] Zie Cathedra Petri van Greenwood.

NOTEN VAN BEWERKER:

*1 Frankenland is een gebied in Duitsland. Het is het gebied van het oude stamhertogdom Franken. Het grootste deel ligt in Beieren. [Wikipedia]

Oorspronkelijke titel: Church History
Vertaald uit het Engels door H.J. Lemkes
In boekvorm verkrijgbaar bij:
Stichting “Uit het Woord de Waarheid”, Postbus 260, 7120 AG Aalten

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW